Kinderlezingen

Waar blijven vogels na de zomer?

Bij aanvang van de laatste NEMO kinderlezing van dit seizoen staan UvA-wetenschappers Bart Hoekstra en Judy Shamoun-Baranes met een verrekijker op het podium. Ze kijken naar hun jonge publiek. “Wat een vreemde vogels. Volgens mij zijn het verschillende soorten”, zegt de een. De ander: “Ik heb ze geteld, het zijn er 23.”

Judy en Bart zijn beiden ecoloog en doen onderzoek naar het trekgedrag van vogels. Ze vragen de kinderen wie er die ochtend nog een rare vogel gezien heeft. Een meisje zag merels zag die een nest aan het bouwen zijn. En jongen zegt dat hij een grauwe kiekendief heeft gezien. Judy: “Wauw, waar woon je?! Dat is heel bijzonder!” 

Wat zijn trekvogels?
Judy legt uit wat vogeltrek is. “Normaalgesproken vliegen, zwemmen of lopen vogels dagelijks kleine afstanden om voedsel te zoeken. Maar opeens vertrekken ze met heel veel vogels tegelijk naar een andere plek, waar ze voor heel lang blijven.”

Als eerste voorbeeld laat ze de gierzwaluw zien. “Gierzwaluwen broeden op veel plekken in Nederland, ook in Amsterdam.” Ze toont een wereldkaart waarop je ziet dat gierzwaluwen in de zomer in Europa en Azië broeden en in de winter in Afrika verblijven. “Gierzwaluwen moeten daarvoor zesduizend km afleggen en vliegen 350 km per dag. Ze zijn daarvoor 99 procent van tijd in de lucht. Ze zitten en rusten niet.”

Kinderlezing vogeltrek.jpg

Ook grutto’s trekken. “Een heel groot deel van de wereldpopulatie grutto’s broedt in Nederland, daarom is de grutto een paar jaar geleden benoemd tot nationale vogel. In de winter vertrekt 20 procent in Spanje en Portugal en 80 procent van de grutto’s overwintert in Midden-Afrika. Ze moeten dan over de Sahara vliegen en dat is levensgevaarlijk. Veel grutto’s komen daar om, omdat het te warm is, er niet veel voedsel is, er zandstormen zijn en ze vermoeid raken.”

In tegenstelling tot grutto’s en gierzwaluw die zowel overdag als ’s nachts vliegen, vliegen ooievaars alleen overdag. “Ze hoeven daarvoor alleen maar hun vleugels uit te slaan, waarmee ze boven de warme lucht zweven die opstijgt vanaf het land. Daarom kunnen ze alleen boven land vliegen en alleen overdag.” In een filmpje zie je dat alle ooievaars via Gibraltar of via Turkije, Israël en Egypte naar zuidelijk Afrika gaan.

Overwinteren in Nederland
De rosse grutto is een voorbeeld van een vogel die in Nederland een paar weken in Nederland stopt tijdens het trekseizoen. “In de zomer broeden zij in het hoge noorden van Rusland en Alaska en in de winter verblijven ze in Australië, Nieuw-Zeeland, langs de kusten van Afrika en Europa. Er strijken dan honderdduizenden vogels in de Waddenzee neer om voor een paar weken op te vetten. Daarna vervolgen ze hun weg verder naar zuiden.” Ze verblijven ook in de Waddenzee als ze weer terugvliegen naar het Noorden. “Er is ooit een vogel in één keer van Nieuw-Zeeland naar Alaska gevlogen. Een reis van tienduizend km, in tien dagen, zonder te rusten.”

Waarom trekken vogels?
Maar waarom trekken vogels? Judy toont een filmpje van temperaturen op de wereld door de loop van het jaar heen. Je ziet dat het in de zomers heel heet is in Afrika en dat het in de winter extreem koud is in het Arctische gebied. Vervolgens toont ze een filmpje over de hoeveelheid beschikbaar voedsel voor vogels in de wereld. Daarop is te zien dat er in de winter weinig insecten en wormen zijn in Nederland, dus vogels moeten wel trekken, anders verhongeren ze.

Eén kolonie, maar verschillende trektechnieken
Kleine mantelmeeuwen zijn erg bijzonder. “Ook al broeden ze in de zomer naast elkaar in een kolonie in Nederland, ‘s winters overwintert de een in Engeland en de ander in Spanje en weer een ander gaat naar Afrika. En waarom is nog steeds een raadsel.”

De kinderen mogen zelf ervaren hoe het is om een trekvogel te zijn. Op het podium staan drie grote vierkanten uitgetekend. Daar moeten de kinderen in gaan staan. Het ene vierkant staat voor Engeland, het andere voor Spanje en het derde voor Afrika. De kinderen krijgen een kaart met wat informatie over de verschillende landen en de verschillende trekstrategieën.

Een jongen die in het Engeland-vak staat vertelt dat de het daar in de winter 1-7 graden Celsius is. “Hetzelfde als in Nederland.” En dat de meeuwen daar insecten, planten en afval van mensen eten. Een meisje uit het Spanje-vak vertelt: “Spanje is tweeduizend kilometer ver weg. Het is daar 16 graden, dus lekkerder weer dan in Engeland. Er is veel voedsel te vinden in rijstvelden, kreeften bijvoorbeeld.” En een jongen uit het West-Afrika vak vertelt: “Het is daar in de winter 14-23 graden en de meeuwen eten veel vis.”

Vervolgens vraagt Bart aan de kinderen: “Stel dat je mag kiezen, waar vlieg je dan heen in de winter?” De meeste kinderen kiezen Spanje, want “Het is een gemiddelde afstand om te vliegen, de temperatuur is er lekker, niet te warm en te koud en er is voldoende eten.” Zes kinderen kiezen voor Engeland: “Het is niet zo ver, dan worden we niet zo moe en het lijkt er op Nederland dus daar zijn we al aan gewend.” En twee kinderen kiezen voor West-Afrika: “Lekker warm klimaat en veel vis om te eten!”

Judy is blij met de resultaten van haar experiment. “Wij vragen het ons al jaren af: waarom kiezen al die vogels wat anders? Wij weten het gewoonweg niet. Maar jullie hebben ons nu een beetje geholpen bij het begrip.”

Kinderlezing 2022 (c) DigiDaan.jpg

De weg vinden
Hoe vinden vogels de weg als zij trekken? “Sommige soorten trekken maar een keer in hun leven, opeens gaan ze”, vertelt Judy. “Veel zangvogels doen dat. Ze gebruiken hun instinct, dat zit ingebouwd in hersens. Andere vogels trekken in groepen. Ze leren van hun ouders hoe het moet.”

Ook vertelt ze dat vogels richting kunnen voelen. “Ze hebben intern kompas. We weten alleen niet precies hoe dat werkt. Sommige vogels gebruiken de sterren en waarschijnlijk herkennen ze ook dingen op het land. Er zijn bijvoorbeeld vogels die steeds naar dezelfde boom in Afrika gaan.”

Ze laat een filmpje zien van twee wespendieven die op de Veluwe een koppel vormden, maar los van elkaar vertrekken naar Afrika. Het mannetje vliegt naar Liberia en het vrouwtje naar Angola. Begin april keren ze terug naar Nederland om samen nieuw nest te bouwen. Maar het vrouwtje komt in een zandstorm terecht en raakt uit koers en komt een maand te laat aan op de Veluwe. Het mannetje heeft dan inmiddels al een andere partner. En het lukt haar niet om een andere man te vinden. Volgend jaar kan zij zich pas weer voortplanten.

Het onderzoek
Bart vertelt hoe het werken als vogeltrekonderzoeker gaat. Vaak telt hij vogels met behulp van een tikker in zijn hand en een verrekijker. “Als je vogels telt, weet je hoe het gaat met een populatie”. Hij geef vogels ook kleurringen aan hun pootjes. “Zo kun je vogels herkennen.” Daarnaast gebruikt hij weerradars. “Dat is vooral handig om het trekgedrag van vogels ’s nachts te bestuderen.” Ook geeft hij vogels een GPS-rugzakje “Zo komen we meer te weten over individuele vogels.”

Judy laat zo’n GPS-systeem zien. Het is een klein zwart vierkantje met twee bandjes. “Dit apparaatje meet waar de vogel is, hoe snel hij vliegt en hoe hoog. Er zit ook een versnellingsmeter in en zonnepanelen”, vertelt ze. “Maar zo’n GPS-rugzak mag niet te groot of zwaar zijn, anders hindert het de vogel te veel. En je mag het gedrag van de vogel natuurlijk niet veranderen door de rugzak. Anders leer je niets over het natuurlijke gedrag.”

Hoe voelt het om zo’n rugzak om te hebben? Er mogen drie kinderen naar het podium komen. Ze krijgen een lege rugzak om en ze mogen een reuzensprong maken. Op de plek waar ze neerkomen plakt Bart een stickertje. Vervolgens laadt hij de rugzak vol met een computer, een rits batterijen, een GPS-systeem, sensoren, aantekenblok, geheugenkaart, tape en lijm. Met een volle rugzak mogen de kinderen de sprong nog eens maken. Een jongen springt daardoor net iets minder ver. Hij wordt gehinderd door het gewicht van de rugzak. “En dat wil je dus niet hebben als vogelonderzoeker.”

Kleine mantelmeeuwen
Als afsluiting laat Judy een website zien met daarop de vliegbewegingen van een aantal kleine mantelmeeuwen die door de UvA worden gevolgd met een GPS-rugzak. Ze broeden bij IJmuiden en op Texel. “Je kunt zien dat er een paar vogels zijn die dagelijks naar Amsterdam vliegen om te eten”, zegt ze.

Kinderen die er geen genoeg van krijgen, mogen met Bart en Judy naar het NEMO-dak om vogels te kijken met een verrekijker.

Uitzicht dak NEMO